Alle blogberichten

maandag 18 mei 2015

From downtown to no-town

Na mijn hersenschudding, rustte ik twee weken uit om er vanaf maandag 11 mei tegenaan te gaan in Cabo Blanco, het allereerste natuurreservaat van Costa Rica. De reis duurde tien uren en bestond uit het nemen van een bus, een ferry, nog een bus en tenslotte een kleine camionette waarvan de chauffeur mij alleen maar tot het park wou voeren, indien ik La Bamba voor hem speelde op gitaar. Which -of course- I did. 

Mijn gitaar, mijn rugzak, mijn sombrero en mijn volgepropte handtas sleurde ik mee naar de verste uithoek van het Nicoya peninsula: Cabo Blanco. Op de ferry werd ik door verschillende mensen gevraagd om gitaar te spelen, maar verlegen als ik ben, zei ik steeds dat ik het liever niet deed. Dus namen zij het gitaar dan maar en speelden erop. 9 kilometer voor mijn aankomst, stopte de bus in Montezuma, waar ik een andere bus moest nemen naar Cabo Blanco.Helaas is er wel pas elke 4 uur een bus die naar Cabo Blanco rijdt, wat belachelijk lang wachten is voor het overbruggen van 9 kilometer. Het was toch tenminste een aangenaam wachten: ik plofte me neer in het witte zand en genoot enkele uurtjes van het mooie uitzicht. Toen de bus uiteindelijk arriveerde, een wankel comionnetje voor 8 personen, was ik zo opgelucht dat ik deze keer wel durfde gitaar spelen, opdat hij mij tot aan de ingang van het park zou voeren.

Rond 17 uur kwam ik uiteindelijk aan bij een huisje waar enkele mensen mij begroetten: de kokin Luce, enkele rangers, een administratief medewerker, ... geen vrijwilligers? Het zag er hier niet slecht uit. Op de mooie parketten vloer stonden een sofa met flatscreen, er was een grote keuken en de slaapkamers zagen er klein maar gezellig uit. Hier zou ik wel 2 weken kunnen aarden, dacht ik. Dit was helaas onze woning niet, het vrijwilligershuis lag 50 meter verderop, vlakaan de zee.
"Tienes hambre?", vroeg een ranger me.
uh... claro! Ik had al niets meer gegeten sinds de vorige avond en kon nu zelfs opnieuw gallo pinto binnenkrijgen. Maar blijkbaar konden ik en die ranger Dennis hier niet blijven. Hij zei mij opeens dat ik mijn gerief moest nemen en dat we naar "San Miguel" gingen. Ik veronderstelde dat dat het vrijwilligershuis was, waar ik mijn vriendin Nicole zou ontmoeten. Toen we echter al 5 minuten door het park reden, vroeg ik me af of we al niet lang bij het vrijwilligershuis moesten zijn. Na een halfuur rijden was ik het zeker: wij gingen ergens anders naartoe.
Dennis parkeerde de auto op kliffen die uitgaven op de woeste zee, en met al mijn baggage trokken we het bos in. Na 10 minuten kwamen we op een open plek aan waar een gigantisch huis stond met daarnaast, vlakbij de zee, een kleiner huisje. Het was er donker en stil, en er was niemand...

Die eerste avond vond ik vreselijk. Ik was er helemaal alleen en kon er met niemand over praten, want er was geen wifi, noch gsm-bereik. Onder mijn muggennet viel ik teleurgesteld in slaap. De volgende morgen maakte Dennis mijn dag toch al iets beters door pannenkoeken te maken, maar nog steeds moest ik alleen het grote huis kuisen. Gelukkig was er hoop in de avond: een andere vrijwilligster, Janina, zou mij vervoegen. En als big surprise kwam mijn vriendin Nicole mij ook nog bezoeken. Ze vertelde me dat twee vrijwilligers niet zijn komen opdagen en dat wij nu hun plaats in San Miguel moesten innemen. Hoewel ik dus op een andere plaats dan verwacht terecht kwam, begonnen Janina en ik ons na een dag of twee wel meer thuis te voelen. Eigenlijk moesten we van geluk spreken dat we hier waren. Dit was de échte ongerepte natuur, geen wandelpaden, geen faciliteiten voor toeristen, want toeristen zijn er niet welkom. Wij zagen een stukje Costa Rica dat voor velen onbekend terrein blijft.

Het werk viel uiteindelijk ook mee, we begonnen niet al te vroeg en hadden vaak rond de middag al gedaan. We kuisten het huis, de terrassen, veegden bladeren en riskeerden ons toen op een smal stuk strand om er al het afval die de mens de zee in werpt, op te ruimen. Het was geen probleem toen we er heengingen, de laagtij maakte het mogelijk om zonder problemen het afval op te ruimen. We kregen echter meer moeilijkheden toen we terug wilden keren. De zee liet nog slechts 2 meter over tussen haar woeste golven en de dichte struiken. Met zware vuilniszakken op onze rug snelden terug naar het station.  Op sommige dagen, als de zee ver weg was, vormde zich een labyrint van rotsen voor de kust, waar het stilstaande water het ideale klimaat vormde voor koraalriffen en exotische vissen. Hoewel het water wat troebel was, konden we toch enkele mooie exemplaren zien.

Toen twee andere rangers ons op zaterdag uiteindelijk kwamen oppikken, om naar het 'echte' vrijwilligershuis te gaan, waren we toch een beetje spijtig er niet meer te zijn. Hoewel ik nu wel wifi en meer faciliteiten heb, mis ik het uitzicht, de rust en het Westerse eten (godzijdank, Dennis at niet graag rijst met bonen). Ik verblijf nu in een station dat gelegen is in het deel waar toeristen wel mogen wandelen, en je merkt meteen dat de dieren zich meer schuilhouden. 's Morgens geen pannenkoeken meer, maar rijst met bonen.

Vandaag is de werkweek begonnen, en ik heb zo het gevoel dat ze hier geen uitjes zoals snorkelen en bergbeklimmen doen. Wat mij betreft, ik bleef vandaag in bed... Een onaangenaam virus heeft mij te pakken gekregen en heeft mij een slapeloze nacht bezorgd met véél buikkrampen. Hopelijk voel ik me morgen beter!

Een uitzicht vanuit het wetenschappelijk station San Miguel





Geen opmerkingen:

Een reactie posten